Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Een psalm] van David. [Aleph.] Ontsteek u niet over de [2]boosdoeners; benijd hen niet, die onrecht doen. 1. Van het Hebr. A, b, zie op den titel van den 25en Psalm. hfdst.25: 2. Die op aarde voorspoedig en gelukkig zijn, gelijk in het volgende verklaard wordt; waaruit blijkt dat de schone beloften, die in dezen psalm en elders den vromen gedaan worden, den tijdelijken voorspoed der bozen en het kruis of tegenspoed der vromen niet uitsluiten; zodat deze psalm [gelijk ook ander] bijzonderlijk dient om de ergenis, die de vromen daaruit zouden mogen scheppen, voor te komen. Zie ook hfdst.34 vs.13. Maar in dit alles blijft Gods zegen over de vromen en de vloek op de goddelozen, zodat die eeuwiglijk zalig, en deze integendeel eeuwig verloren zullen zijn. Verg. Job 9:23. hfdst.73 vs.2. enz.